Uit deze 4 componenten is
een dialoog opgebouwd
En deze rol speelt het karakter van je personages daarbij

Bij het schrijven van dialogen denk je waarschijnlijk in eerste instantie aan de woorden die je personages uitspreken, oftewel: welke boodschap ze willen overbrengen op hun gesprekspartners. Toch is dat slechts 1 van de 4 componenten waaruit een dialoog is opgebouwd.
In deze blog gaan we kijken welke onderdelen er nog meer zijn aan te wijzen en hoe je daarmee aan de slag kunt wanneer je dialogen schrijft.
Daarnaast laat ik aan de hand van voorbeelden zien hoe het karakter van je personages doorklinkt in de verschillende componenten van hun dialogen.

Dit zijn de 4 componenten waaruit een dialoog is opgebouwd:
- Woorden: wat wordt er daadwerkelijk door je personages gezegd?
Waarschijnlijk is de informatie die je aan je hoofdpersoon en je lezers wilt overbrengen meestal het uitgangspunt van je dialogen. Je wilt dat personage A (en de lezer) achter informatie Z komt, je wilt een hint geven over je plot of iemands backstory, je wilt dat personage B aan personage C vertelt wat hij voor hem/haar voelt, etc.
Kortom: je dialoog heeft een doel en jij zoekt daar als auteur de juiste woorden bij.
Wanneer je die juiste woorden probeert te vinden, is het slim om na te denken over de vragen:
- Passen deze woorden qua woordkeus bij het personage dat ze uitspreekt?
- Passen deze woorden qua inhoud bij het personage dat ze uitspreekt?
- Is er sprake van subtekst? (Dit betekent dat je een personage niet letterlijk laat uitspreken wat hij/zij bedoelt, je wekt slechts de suggestie.)
- Lichaamstaal: hoe gedragen je personages zich?
Wanneer je iemand niet kunt zien wanneer je hem of haar spreekt (bijvoorbeeld bij een appje, mailtje of belletje), kan het soms lastiger zijn om hun boodschap goed te interpreteren. Je mist de non-verbale communicatie of lichaamstaal.
Lichaamstaal kan bestaan uit de gebaren die je personages maken, hun gezichtsuitdrukkingen (mimiek), hun lichaamshouding en het wel of niet maken van oogcontact.
Al deze non-verbale communicatie kan je helpen om te bepalen welke gevoelens iemand heeft bij de daadwerkelijk uitgesproken woorden. Dit kunnen hun eigen woorden zijn, maar ook die van hun gesprekspartner.
Kortom: bij je personages worden bepaalde emoties opgewekt tijdens hun gesprekken en jij zoekt daar als auteur de juiste lichaamstaal bij.
Wanneer je die juiste lichaamstaal probeert te vinden, is het slim om na te denken over de vragen:
- Sluit hun lichaamstaal aan bij wat er wordt gezegd of gebruik je hun handelingen en gezichtsuitdrukkingen juist om aan te geven dat ze stiekem iets anders bedoelen dan ze zeggen?
- Wat voor lichaamstaal past bij welke gevoelens? (Heb je hier moeite mee, dan is het naslagwerk ‘The Emotion Thesaurus’ wellicht iets voor jou.)
- Ritme: hoe ziet de structuur van de zinnen en alinea’s eruit?
Op wat voor manier de woorden van je personages worden weergegeven heeft ook invloed op hoe je dialogen klinken. Dit ritme wordt met name bepaald door de zinslengte, maar het kan ook breder worden bekeken: hoeveel zinnen een personage uitspreekt voordat de gesprekspartner het woord overneemt.
Wie weet vuren personage A en personage B om en om korte zinnen op elkaar af. Of je hebt juist een professor die zichzelf graag hoort praten terwijl hij ellenlange betogen houdt, waarbij niemand hem durft te onderbreken.
Kortom: je dialoog heeft een bepaald tempo en jij zoekt daar als auteur het juiste ritme bij.
Wanneer je dat juiste ritme probeert te vinden, is het slim om na te denken over de vragen:
- Past deze zinslengte bij de stemming waarin het personage dat ze uitspreekt zich bevindt?
- Hoe houd ik ook langere zinnen lekker leesbaar?
Past deze zinslengte bij de persoonlijkheid van het personage dat ze uitspreekt? (En dat brengt ons bij component nummer 4.)
- Laat je dialoogstructuur afhangen van de hoeveelheid sprekers.
Iemand die verlegen is zal dezelfde boodschap waarschijnlijk anders overbrengen dan iemand die de wereld zelfverzekerd tegemoet treedt. Ook zal hij of zij vermoedelijk minder initiatief tonen als het gaat om het aangaan van een dialoog of het naar zichzelf toetrekken van een gesprek.
Daarbij speelt ook nog eens een rol wat de onderlinge relatie is tussen de gesprekspartners. Een manager en een stagiair zullen elkaar anders aanspreken dan een moeder en een zoon of twee geliefden.
Kortom: je personages hebben bepaalde karaktereigenschappen en jij zoekt als auteur de juiste manier om deze persoonlijkheid tot uiting te brengen tijdens hun dialogen.
Wanneer je hiermee aan de slag gaat, is het slim om na te denken over de vragen:
- Wat zijn de overheersende karaktereigenschappen van je personages?
- Wanneer spreken je personages in relatie tot anderen?
- Beginnen en/of eindigen zij vaak gesprekken of juist niet?
- Zijn je personages meer praters of juist luisteraars?

Voorbeeld: hoe de 4 componenten van een dialoog tot uiting kunnen komen bij een verlegen personage
- Woorden: een verlegen personage heeft het waarschijnlijk liever over haar gesprekspartner dan over haarzelf. Wellicht maakt ze ook vaker gebruik van subtekst, omdat ze niet rechtstreeks durft te zeggen wat ze bedoelt.
- Lichaamstaal: een verlegen personage houdt er niet van om op te vallen en neemt daarom vaak het liefst zo min mogelijk ruimte in. Ze maakt zichzelf kleiner en vermijdt oogcontact. Met name in een groter gezelschap wil ze als luisteraar niet met haar lichaamstaal uitlokken dat de spreker zich rechtstreeks tot haar richt.
- Ritme: een verlegen personage houdt haar bijdragen aan een gesprek kort en krachtig. Ze zal geen ellenlange zinnen gebruiken. Ook is het verleidelijk om na het geven van een antwoord direct een wedervraag te stellen, zodat de aandacht weer op iemand anders gericht kan worden.
- Persoonlijkheid: een verlegen personage luistert liever dan dat ze zelf aan het woord is en ze zal minder snel degene zijn die een gesprek begint.
Voorbeeld: hoe de 4 componenten van een dialoog tot uiting kunnen komen bij een zelfverzekerd personage
- Woorden: een zelfverzekerd personage is niet bang om over zichzelf te vertellen, een mening te geven of een discussie aan te gaan. Ze zegt waar het op staat, of de ander het daar nu mee eens zal zijn of niet.
- Lichaamstaal: een zelfverzekerd personage vindt het geen probleem om ruimte in te nemen. Ze maakt oogcontact, gebruikt handgebaren om haar verhaal kracht bij te zetten, zet mimiek in om haar gevoelens over te brengen en maakt zichzelf groot.
- Ritme: een zelfverzekerd personage heeft er geen enkele moeite mee om langere tijd aan het woord te zijn. Ze zal gemakkelijk meerdere zinnen of zelfs standpunten achter elkaar uitspreken voordat het in haar opkomt om een wedervraag te stellen. Als ze toch het woord heeft, kan ze maar beter die kans grijpen om haar mening te verkondigen.
- Persoonlijkheid: een zelfverzekerd personage is liever zelf aan het woord dan dat ze luistert en ze zal vaak degene zijn die een gesprek begint. Desnoods met een wildvreemde.

Waarom is het handig om na te denken over de manier waarop iemands persoonlijkheid doorklinkt in een dialoog?
Stel dat een personage tijdens je verhaal een ingrijpende gebeurtenis meemaakt. Zij ervaart hevige emoties, komt in een ongebruikelijke situatie terecht, krijgt opeens een andere gesprekspartner voor haar neus of wordt gedwongen om iets te doen waar ze niet achter staat.
In zo’n geval is het handig om te weten hoe je personage klinkt wanneer zij zich binnen haar comfortzone bevindt, zodat je aan de lezer duidelijk kunt maken dat dit een uitzonderlijke situatie is. Je geeft de verandering als het ware weer door haar woorden, lichaamstaal, ritme en persoonlijkheid op een andere manier uit te drukken.
Een voorbeeld m.b.t. een verlegen personage:
De geliefde van je verlegen personage is in levensgevaar en je verlegen personage is de enige die daar iets aan kan doen:
- Waar ze haar mening normaal meestal voor zichzelf houdt, zegt ze nu wat ze ervan vindt.
- Waar ze normaal oogcontact vermijdt, kijkt ze haar gesprekspartner nu recht aan.
- Waar ze normaal na 1 zin snel een vraag stelt, gebruikt ze nu meerdere zinnen om haar standpunt duidelijk te maken.
- Waar ze normaal gesproken vooral luistert, heeft ze nu genoeg moed verzameld om iemand te onderbreken.
Een voorbeeld m.b.t. een zelfverzekerd personage:
Je zelfverzekerde personage heeft op haar werk een kolossale fout begaan, wat haar werkgever duizenden euro’s heeft gekost, waardoor ze voor het eerst in haar leven aan zichzelf begint te twijfelen:
- Waar ze normaal gesproken tijdens vergaderingen altijd haar mening klaar heeft, houdt ze zich nu op de achtergrond.
- Waar ze normaal met iedereen oogcontact maakt, houdt ze haar blik nu op de grond gericht.
- Waar ze normaal ruim de tijd neemt om uit de doeken te doen hoe ze ergens over denkt, geeft ze nu antwoord op een vraag in een enkele, korte zin.
- Waar ze normaal het liefst zo vaak en zo lang mogelijk aan het woord is, luistert ze nu meer.

Deel je tips en strubbelingen in de besloten Facebookgroep van BackWords.