5 tips om dynamische dialogen te schrijven

5 tips om dynamische dialogen te schrijven

Weet jij uit welke vier componenten een dialoog bestaat, welke alternatieven je hebt voor dialoogmarkeringen en hoe de aanwezigheid van meer dan twee sprekers je dialogen beïnvloeden? Wanneer de antwoorden op deze vragen niet direct in je opkomen, lees dan vooral verder, want we duiken vandaag in de wondere wereld van de dialogen.

In deze blog kon je al lezen welke 5 dingen je het beste kunt vermijden wanneer je een dialoog schrijft. Vandaag kijken we juist naar 5 zaken waar je concreet mee aan de slag kunt om de gesprekken tussen je personages te verbeteren.

Waar zullen deze vriendinnen over praten?

5 tips om betere dialogen te schrijven:

  1. Wissel dialoogmarkeringen af met beschrijvingen van handelingen.

Je wilt uiteraard dat je lezers begrijpen wie er aan het woord is. Om dit duidelijk te maken, kun je dialoogmarkeringen toevoegen, zoals ‘zei zij’, ‘vraagt hij’.

Wanneer echter achter elke zin een dialoogmarkering is toegevoegd, leest dat best wel vervelend. Normaal trekken ze namelijk niet echt de aandacht, maar als ze opeens op elke regel staan wel. Kijk maar:

‘Dat meen je niet,’ zei Laura.
‘Ik heb het hem zelf horen toegeven,’ zei Ben.
‘Weet je zeker dat hij het niet over iemand anders had?’ vroeg Laura.
‘Als je me niet gelooft, moet je hem er zelf maar mee confronteren,’ zei Ben.

Varieer daarom in de manier waarop je aangeeft wie wat zegt. Maak bijvoorbeeld eens gebruik van een beschrijving van een handeling. Denk aan zinnetjes als: ze pakte haar thee / liep naar de andere kant van de kamer / strikte haar schoenveters.

Ook kun je ter afwisseling een gezichtsuitdrukking of de gedachten van je hoofdpersoon toevoegen.

  1. Gebruik maximaal 3 dialoogdelen achter elkaar.

Een dialoogdeel is een stukje dialoog dat je kunt uitspreken zonder dat je adem hoeft te halen. Om ellenlange monologen te vermijden en je dialogen dynamisch te houden, is het verstandig om maximaal drie dialoogdelen achter elkaar te zetten.

Na die drie delen gebruik je een dialoogmarkering, je laat een ander personage aan het woord of je voegt een beschrijving toe van een handeling, gezichtsuitdrukking of gedachten. Bijvoorbeeld:

‘Hoe kun je ervan uitgaan dat ik zo denk (1)? Je kent me toch (2), zoiets zou ik nooit doen (3).’ Gefrustreerd schudde Tessa haar hoofd. Ze kon niet geloven dat Jacob haar zo gemakkelijk in de steek liet, ondanks alles wat ze samen hadden meegemaakt.

  1. Varieer in de structuur van je dialogen.

Variëren is sowieso slim wanneer je dialogen wilt schrijven die niet eentonig overkomen. Hoe meer je oefent, hoe sneller je waarschijnlijk zult aanvoelen wanneer het tijd is voor een dialoogmarkering, wanneer voor een beschrijving van een handeling en wanneer een kale dialoog tussen twee personages juist voor een lekker tempo zorgt:

Geschrokken keek Laura Ben aan. ‘Dat meen je niet.’
‘Ik heb het hem zelf horen toegeven.’
‘Weet je zeker dat hij het niet over iemand anders had?’
‘Als je me niet gelooft, moet je hem er zelf maar mee confronteren.’ Om zijn boodschap extra kracht te geven, sloeg Ben demonstratief zijn armen over elkaar.

  1. Laat je dialoogstructuur afhangen van de hoeveelheid sprekers.

Een kritische blik op je dialoogstructuur is niet alleen belangrijk omdat je wilt variëren, het draagt ook bij aan duidelijkheid m.b.t. wie er aan het woord is. Die structuur hangt namelijk af van het aantal sprekers.

Waar je bij twee sprekers die elkaar afwisselen gemakkelijk kunt wegkomen met een redelijk kale dialoog zoals hierboven, is dat bij een groep een stuk lastiger.

Je wilt bijvoorbeeld situaties voorkomen waarbij een lezer zich bij een dialoog tussen twee personen pas aan het eind van het gesprek realiseert dat er nog drie anderen aanwezig waren. Het is niet wenselijk dat zij uit het niets op het toneel lijken te verschijnen, je wilt dat ook hun reacties op wat er wordt gezegd tussendoor aan bod komt.

Wanneer er sprake is van meer dan twee sprekers kun je hun reacties uiteraard ook groeperen. Op die manier voorkom je dat het gesprek te druk en verwarrend wordt. Bijvoorbeeld:

‘We weten allemaal wat er toen gebeurde,’ zei Joe plagerig.
Koen en Stefan lachten. ‘Ja, ja,’ reageerden de broers in koor.

  1. Maak gebruik van de 4 componenten waaruit dialogen zijn opgebouwd.

Een andere manier om je dialogen onder de loep te nemen, is door eens goed te kijken naar de vier componenten waaruit dialogen zijn opgebouwd, te weten:

  1. Woorden: wat wordt er daadwerkelijk door je personages gezegd?
  2. Lichaamstaal: hoe gedragen je personages zich?
  3. Ritme: hoe ziet de structuur van de zinnen en alinea’s eruit?
  4. Persoonlijkheid: hoe klinkt het karakter van je personages door in je dialogen?

Wil je meer weten over deze 4 componenten? Lees dan de blog: Uit deze 4 componenten is een dialoog opgebouwd. En deze rol speelt het karakter van je personages daarbij.

Denk jij altijd goed na over je dialogen of gooi je gewoon alles op papier wat er in je opkomt? 😉

Deel je tips en strubbelingen in de besloten Facebookgroep van BackWords.

Scroll naar boven