Dialogen schrijven:
deze 5 dingen kun je beter vermijden
Dialogen schrijven, het klinkt zo simpel, we kletsen zelf immers elke dag wat af. Kunnen we die gesprekken niet gewoon letterlijk in onze boeken zetten? Helaas niet. Dialogen in ons dagelijks leven bevatten vaak veel te veel onnodige gedoetjes eromheen. 😉 En dan hebben we het nog niet eens over de manier waarop je aan de lezer laat weten wie er aan het woord is.
Dus hoe moet het schrijven van een dialoog dan wel? In deze eerdere blog gaf ik je al 5 tips. Welke zaken je tijdens het schrijven van dialogen juist het beste kunt vermijden, bespreken we vandaag.
5 dingen om te vermijden bij het schrijven van dialogen:
- Vermijd te exotische dialoogmarkeringen.
Je wilt uiteraard dat je lezers begrijpen wie er aan het woord is. Om dit duidelijk te maken, kun je dialoogmarkeringen toevoegen, zoals ‘zei zij’, ‘vraagt hij’.
Dat is echter hun enige doel. Het is niet de bedoeling dat dialoogmarkeringen onnodig de aandacht trekken. Waar het in een dialoog daadwerkelijk om gaat, is namelijk wat er tussen de aanhalingstekens staat, oftewel wat er wordt gezegd.
Wanneer een lezer dus blijft haperen bij een dialoogmarkering omdat er staat dat iemand sputtert, bromt, knort, moppert, giechelt, zich verontschuldigt, jammert of iets anders wat beter in een omliggende zin kan worden gebruikt dan als dialoogmarkering, dan schiet deze dialoogmarkering zijn doel voorbij.
- Vermijd dus: ‘Wat ben je toch een eigenwijsje,’ giechelde ze. Ze prikte met haar wijsvinger in zijn zij. ‘Laat het je moeder maar niet horen.’ (Als lezer zou ik me meteen afvragen hoe je die zin al giechelend en toch verstaanbaar kunt uitspreken.)
- Schrijf liever: ‘Wat ben je toch een eigenwijsje.’ Ze giechelde en prikte met haar wijsvinger in zijn zij. ‘Laat het je moeder maar niet horen.’
- Vermijd onnodige dialoogmarkeringen.
Dialoogmarkeringen kunnen superhandig zijn om duidelijk te maken wie wat zegt. Toch is het niet nodig om dit bij elke regel aan te geven, zoals hier:
‘Dat meen je niet,’ zei Laura.
‘Ik heb het hem zelf horen toegeven,’ zei Ben.
‘Weet je zeker dat hij het niet over iemand anders had?’ vroeg Laura.
‘Als je me niet gelooft, moet je hem er zelf maar mee confronteren,’ zei Ben.
In plaats daarvan kun je o.a. de lay-out van de pagina in je voordeel gebruiken. Door elke nieuwe spreker op een nieuwe regel te laten beginnen, ziet een lezer meteen dat er iemand anders praat. Zijn er maar twee sprekers aanwezig, dan is het logisch dat de uitspraken tussen hen wisselen.
Ook kun je in plaats van dialoogmarkeringen gebruikmaken van beschrijvingen van handelingen. Bijvoorbeeld:
‘Dat meen je niet.’ Verbouwereerd liet Laura zich op de bank zakken.
Kijk dus kritisch of al die zei, zegt, vroeg, vraagt wel nodig zijn of dat je tekst op sommige plekken prima zonder kan.
Lees ook: Dialogen weergeven: van leestekens tot dialoogmarkeringen
- Vermijd ellenlange monologen.
Zelf hou ik ervan om in mijn verhalen meerdere vertelperspectieven te gebruiken. Hierdoor kun je namelijk situaties aan de lezer laten zien waarbij de hoofdpersoon niet aanwezig is. In het geval van een thriller geeft dat als voordeel dat je de dader tijdens de ontknoping niet van die ellenlange monologen hoeft te laten houden over wat hij/zij allemaal heeft uitgespookt en wat zijn/haar motieven waren.
Maar ook bij andere genres kan het slim zijn om monologen te vermijden. In het echte leven onderbreek je net zo goed wel eens een spreker om een vraag te stellen, of je kijkt een keer om je heen om te zien hoe anderen reageren. Zo kan dat in een boek ook. Je wilt immers niet dat je lezers in slaap sukkelen doordat een van de personages haar mond maar niet kan houden.
Maak van je monologen dynamische dialogen door alles wat er gezegd moet worden op te breken in kortere uitspraken, afgewisseld met beschrijvingen van reacties, gedragingen of vragen van de andere aanwezige(n).
- Vermijd herhalingen in dialogen en de omringende beschrijvingen.
Twee overdreven voorbeelden van herhalingen:
Verbaasd keek Laura hem aan. ‘Ik ben verbaasd dat je dat zegt.’
Laura knikte. Ze was allang blij dat ze hem niet zelf te woord had hoeven staan. ‘Eerlijk gezegd ben ik allang blij dat ik hem niet zelf te woord hoefde te staan, dus dank je wel daarvoor.’
Heb je in de omringende beschrijvingen van je dialoog al gezegd hoe je hoofdpersoon zich voelt, hoe zij reageert op een situatie of wat haar gedachten erbij zijn, herhaal dit dan niet in hetgeen ze daarna of ervoor zegt.
Kies ervoor om het óf als gedachte / gevoelens / beschrijving weer te geven, óf als gesproken tekst.
- Vermijd info dumps in dialogen.
Als schrijvers hebben we vaak een heel karakterprofiel voor onze personages bedacht. We weten welke kleur ogen onze hoofdpersoon (en haar hele vriendenkring) heeft, wat haar lievelingseten is, welke studie haar broertje volgt, welk trauma haar in haar jeugd is overkomen en nog zoveel dingen meer.
Het is dan ook verleidelijk om al deze informatie aan de lezer te vertellen. We willen immers laten weten dat we heus wel onze research hebben gedaan én dat onze personages al een leven hadden voordat deze lezer aan jouw boek begon.
Een overdreven voorbeeld:
‘Dat meen je niet! De vampier op wie je al twee jaar verliefd bent en die in een andere stad is gaan wonen omdat jij een vampierdoder bent, is weer teruggekeerd?’
In dit geval wordt er allerlei backstory in de dialoog gepropt (ze is al twee jaar verliefd op een vampier, hij is verhuisd, zij is een vampierdoder) terwijl beide gesprekspartners allang op de hoogte zijn van deze informatie.
Hoe je info dumps kunt vermijden of herschrijven, lees je in deze blog: Info dumps in dialogen: de ‘As you know, Bob’-valkuil
Deel je tips en strubbelingen in de besloten Facebookgroep van BackWords.