Zo word je een betere schrijver

Deel 4: Betere zinnen schrijven

Zo word je een betere schrijver - Deel 4: Betere zinnen schrijven

Schrijver Nathaniel Hawthorne waarschuwde ons al: ‘Easy reading is damn hard writing’. Bloed, zweet en tranen storten we als schrijvers uit over onze notitieboekjes en computers. En het erge (en tegelijkertijd mooie) is: we zijn nooit uitgeleerd. Juist daarom kan ik me voorstellen dat je je wel eens afvraagt: hoe word ik een betere schrijver?

Allemaal kennen we de cliché-uitspraak ‘oefening baart kunst’ en die is er natuurlijk niet voor niets. We weten heus wel dat we meters moeten maken om onze schrijfvaardigheden te ontwikkelen. Maar er zijn vast nog meer dingen die we kunnen doen, hoor ik je hopen.

In deze blogreeks duiken we zes keer in een aantal voor de hand liggende manieren waaraan we onszelf toch regelmatig even moeten blijven herinneren. Zodat we lekker aan de slag kunnen om onze schrijfsels te verbeteren, zelfs als we het even niet meer zien zitten.

In de eerste twee delen hebben we al gekeken hoe we beter kunnen worden in beginnen met schrijven en doorgaan met schrijven. Daarna deden we ons best om beter te worden in prettig leesbaar schrijven. En deze keer gaan we aan de slag om onze zinnen te perfectioneren.

Betere zinnen schrijven

Yes, na veel bloed, zweet en tranen is het ons gelukt om een eerste versie van ons verhaal op papier te zetten. Gelukkig is deze versie van ons manuscript alleen voor onze eigen ogen bedoeld, want niet alle zinnen lopen nog even vloeiend en de wijsheid ‘schrijven is schrappen’ hebben we ook nog niet toegepast.

Dat geeft helemaal niet, want de eerste versie is vooral bedoeld om onszelf het verhaal te vertellen. Willen we ons werk echter naar proeflezers of een redacteur sturen, dan is het slim om eerst nog even te gaan herschrijven. Er is namelijk veel wat we zelf al kunnen verbeteren als we kritisch naar ons manuscript kijken.

Daarom bij deze 5 tips om net iets betere zinnen te schrijven:

  1. Ga zuinig om met het gebruik van bijvoeglijk naamwoorden.

Focus meer op sterke werkwoorden en zelfstandig naamwoorden dan op bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden.

  • Bijvoorbeeld niet: Ze liep snel naar de hoek van de straat.
  • Maar: Ze rende naar de hoek van de straat.

  1. Gebruik actieve werkwoordsvormen i.p.v. passieve.

Het verschil:

  • Passief schrijven: De thermoskan werd uit haar hand gerukt. (– deze zin bevat geen handelend personage)
  • Actief schrijven: Marie rukte de thermoskan uit haar hand.

Vermijd ook werkwoorden die een toestand uitdrukken, oftewel varianten van ‘zijn’: is, ben, was, zijn (aan het…).

  • Bijvoorbeeld niet: Ze was aan het lopen. / Ik ben aan het fietsen.
  • Maar: Ze liep. / Ik fiets.

  1. Vermijd ‘X begint te…’

‘Beginnen te…’ is een passieve zinsconstructie waar ik me zelf ook graag schuldig aan maak. Vermijd deze waar mogelijk.

  • Bijvoorbeeld niet: Haar lichaam begon te protesteren.
  • Maar: Haar lichaam protesteerde.

  1. Varieer in zinsopbouw.

Door niet in al je zinnen de volgorde ‘[personage] [werkwoord]’ aan te houden, maar wat variatie aan te brengen in de zinsbouw, lezen je zinnen vaak prettiger.

  • Bijvoorbeeld niet overal: Ik loop.
  • Maar ook: Even loop ik…

  1. Varieer in zinslengte.

Ook variëren in zinslengte kan helpen om je manuscript naar een hoger niveau te tillen.

Vooral aan het begin van een boek vind ik het vaak prettiger om niet al te lange zinnen te gebruiken. Alle informatie is dan namelijk nog nieuw voor je lezer (van de naam van de hoofdpersoon tot de setting en de actie). Te lange zinnen kunnen dan een overweldiging zijn aan kennis die in één keer moet worden verwerkt.

Kijk jij voordat je je manuscript naar iemand opstuurt eerst zelf nog eens goed naar je zinnen? Of bewaar je dat liever voor een latere fase? Deel het met ons in de besloten Facebookgroep van BackWords.

Scroll naar boven