Zo word je een betere schrijver
Deel 5: Betere dialogen schrijven
In deze blogreeks over een betere schrijver worden:
Deel 1: Beginnen met schrijven
Deel 2: Doorgaan met schrijven
Deel 3: Prettig leesbaar schrijven
Deel 4: Betere zinnen schrijven
Deel 5: Betere dialogen schrijven
Deel 6: Een beter manuscript afleveren
Schrijver Nathaniel Hawthorne waarschuwde ons al: ‘Easy reading is damn hard writing’. Bloed, zweet en tranen storten we als schrijvers uit over onze notitieboekjes en computers. En het erge (en tegelijkertijd mooie) is: we zijn nooit uitgeleerd. Juist daarom kan ik me voorstellen dat je je wel eens afvraagt: hoe word ik een betere schrijver?
Allemaal kennen we de cliché-uitspraak ‘oefening baart kunst’ en die is er natuurlijk niet voor niets. We weten heus wel dat we meters moeten maken om onze schrijfvaardigheden te ontwikkelen. Maar er zijn vast nog meer dingen die we kunnen doen, hoor ik je hopen.
In deze blogreeks duiken we zes keer in een aantal voor de hand liggende manieren waaraan we onszelf toch regelmatig even moeten blijven herinneren. Zodat we lekker aan de slag kunnen om onze schrijfsels te verbeteren, zelfs als we het even niet meer zien zitten.
In de eerste twee delen hebben we al gekeken hoe we beter kunnen worden in beginnen met schrijven en doorgaan met schrijven. Daarna deden we ons best om beter te worden in prettig leesbaar schrijven en betere zinnen schrijven. En deze keer gaan we aan de slag om onze dialogen te perfectioneren.
Betere dialogen schrijven
We kletsen wat af in ons leven en waarschijnlijk ook in onze boeken. Toch is het soms makkelijker gezegd (pun intended 😉) dan gedaan om deze dialogen op een aantrekkelijke manier op papier te zetten.
Gelukkig weten we inmiddels uit welke 4 componenten een dialoog is opgebouwd en hoe we dialogen kunnen weergeven.
Kun je toch nog wat hulp gebruiken, dan heb ik deze 5 tips voor je om de gesprekken tussen je personages nog iets beter op te schrijven:
- Trim je dialogen.
De tip die het meest voor de hand ligt: schrijf geen ellenlange zinnen met allerlei onnodige woorden die we in het echte leven vaak gebruiken wanneer we gesprekken voeren.
Denk aan onze aarzelingen, zoals ‘ehm’, maar ook aan een uitgebreide aanloop voordat we een vraag stellen. Bijvoorbeeld:
- Niet: ‘Ik zat te denken dat we misschien zouden kunnen gaan voetballen. Hoe sta jij tegenover dat idee?’
- Maar: ‘Heb je zin om te gaan voetballen?’
- Spel in je dialogen niet uit voor je lezers wat al duidelijk is.
Laat je personage bijvoorbeeld niet zeggen: ‘Ik ben kwaad op je’ nadat ze net haar theebeker door de kamer heeft gegooid.
Ga sowieso uit van het principe ‘show, don’t tell’ als je de emoties van je personages wilt weergeven.
Lees ook: 4 tips voor het beschrijven van emoties
- Vermijd ‘As you know, Bob’-zinnen in dialogen.
Gebruik dialogen niet om informatie te delen waarvan het andere personage al op de hoogte is, oftewel ‘As you, know, Bob’ / ‘Zoals je weet, Kate’-zinnen.
Als je iets wilt vertellen aan de lezer wat iedereen die aanwezig is al weet, doe dat dan in de beschrijvende zinnen of de gedachten van je hoofdpersoon.
Lees ook: Info dumps in dialogen: de ‘As you know, Bob’-valkuil
- Gebruik dialogen niet om informatie te delen over iets wat het andere personage al zelf kan zien, horen, ruiken, voelen of proeven.
Dit ligt in het verlengde van ‘As you know, Bob’. Stel: personage A en personage B voeren een gesprek en er komt een derde persoon binnen. In zijn hand heeft hij een pistool, iets wat personage A en B beiden direct zien.
Laat een van hen dan niet zeggen: ‘Pas op, hij heeft een pistool’, tenzij het geloofwaardig is voor je lezers dat een van de twee personages dit levensbedreigende feit nog niet heeft gezien, of dat de prater hiervoor vreest.
- Hou je dialoogmarkeringen zo simpel mogelijk.
Als je een dialoogmarkering moet gebruiken om duidelijk te maken wie er aan het woord is, laat je personages dan zoveel mogelijk dingen ‘zeggen’ of ‘vragen’.
Vermijd aandachttrekkende woorden als ‘zuchten’, ‘lachen’, ‘verklaren’ etc. als dialoogmarkering. Een alternatief is om de dialoog en het werkwoord op te splitsen in twee aparte zinnen. Bijvoorbeeld:
- Niet: ‘Ik weet echt niet wat ik moet doen,’ zuchtte Maria.
- Maar: Maria zuchtte. ‘Ik weet echt niet wat ik moet doen.’
Ben jij al een topper in het schrijven van dialogen of is er nog ruimte voor verbetering? Deel het met ons in de besloten Facebookgroep van BackWords.