Plotten van A tot Z

Vakjargon voor auteurs

Plotten van A tot Z

Spiegelplots, leapfrogging en de MacGuffin – ken jij alle schrijftermen die met plotten te maken hebben? Zo niet, geen paniek: lees rustig deze A tot Z en je bent weer volledig op de hoogte. 😉

Lees ook:
Schrijvers A tot Z  |  Personages van A tot Z

A - Ab ovo, in medias res of post rem

Er zijn drie verschillende punten waarop je jouw verhaal kunt beginnen:

  1. Ab ovo: je verhaal begint bij het begin. Door middel van expositie (ook wel ‘backstory’) leert de lezer het een en ander over de belangrijkste personages en hun omstandigheden.

  2. In medias res: je start midden in de actie. Wat er precies aan deze gebeurtenis voorafging, maak je pas later in je boek duidelijk. Expositie laat je dus achterwege.

  3. Post rem: je verhaal start aan het chronologische einde van de te beschrijven gebeurtenissen, wat normaal de ontknoping is. Vervolgens ga je terug in de tijd om te vertellen hoe deze situatie is ontstaan.

B - Brainstormen

Het klinkt misschien als een open deur, maar brainstormen is een van de meest effectieve manieren om je plot verder te ontwikkelen. Zelfs als je alleen een beginnend zaadje van een verhaal in je hoofd hebt zitten, kun je dit uitbreiden door je fantasie de vrije loop te geven.

Een van de opties is om een spinassociatie te maken. Schrijf een belangrijk woord m.b.t. je verhaal in het midden van een mooi wit vel papier en schrijf er steeds meer steekwoorden omheen die hiermee te maken hebben.

Hoe kom je aan al die brainstormideeën? Stel jezelf bijvoorbeeld vragen met betrekking tot de:

  • 5 W’s: wie, wat, waar, wanneer, waarom?
  • 3 P’s: perspectief, plot, personages
  • 4 S’en: structuur, stijl, sfeer, spanning

C - Conflict

Geen plot zonder conflict. Een conflict kan worden omschreven als: personage + verlangen + obstakel = conflict.

We kunnen 7 typen conflicten onderscheiden:

  1. Mens versus mens
  2. Mens versus natuur
  3. Mens versus maatschappij
  4. Mens versus zichzelf
  5. Mens versus technologie
  6. Mens versus lotsbestemming/god(en)
  7. Mens versus bovennatuurlijke

Lees ook: 7 typen conflicten

D - Doseren van informatie

Wanneer je hebt bedacht uit welke gebeurtenissen jouw plots zullen bestaan, is het de vraag in welke volgorde je deze informatie met je lezers gaat delen. Hoe doseer je de belangrijkste vragen, antwoorden en actie over de verschillende hoofdstukken?

5 tips om je lezers nieuwsgierig te houden, lees je in onderstaande blog.

E - Expositie

Expositie is de tekst waarbij je bijvoorbeeld een personage introduceert, onderlinge relaties benoemt, beschrijvingen geeft van eerdere gebeurtenissen, informatie deelt over de setting (worldbuilding), de historische context, etc.

Het zijn al die kleine zinnetjes die laten zien dat jij als auteur hebt nagedacht over de levens van je personages en de achterliggende informatie met betrekking tot je plots.

F - Foreshadowing / voorafschaduwing en subtekst

Als schrijver kan ik er echt van genieten om gedurende mijn verhaal alvast wat subtiele hints te droppen over hoe een plot zich zal ontwikkelen. Dit wordt ook wel foreshadowing genoemd.

Foreshadowing is een mooie manier om verwachtingen te scheppen bij de lezer en spanning op te bouwen.

Je kunt deze aanwijzingen eigenlijk overal in verwerken. Een dialoog, een voorwerp dat je terloops noemt, een locatie die later belangrijk blijkt te zijn. Zelfs een hoofdstuktitel kan een manier zijn om te hinten naar wat er komen gaat.

Wanneer je zo’n hint verwerkt in een dialoog, kun je ervoor kiezen gebruik te maken van subtekst. Dit betekent dat je een personage niet letterlijk laat uitspreken wat hij/zij bedoelt, je wekt slechts de suggestie. Bijvoorbeeld door middel van dubbelzinnigheid.

G - Georges Polti en zijn 36 dramatische situaties

Georges wie? Georges Polti was een Franse schrijver die een lijst creëerde waarmee je elke dramatische situatie die in een verhaal kan voorkomen, kunt categoriseren.

Het resultaat was een overzicht met 36 dramatische situaties.

H - Held / hoofdpersoon

Hoe kies je de held / hoofdpersoon van je verhaal? Door wiens ogen komt jouw boodschap echt tot zijn recht? Wie moet al die acties ondergaan die jouw creatieve geest heeft voortgebracht?

Vraag je af:

  • Waarom deze held voor dit verhaal?
  • Welk personage haalt het meeste uit deze specifieke verhaallijn?
  • Welk personage lijkt het meest op mijn lezers? In wie zullen ze zich het best kunnen herkennen?
  • Wie maakt de grootste karaktertransformatie door?

I - Innerlijke reis van de held / het interne verhaal

Het verlangen of doel dat de held nastreeft, is het externe verhaal. Dat is het uitgangspunt, de reeks gebeurtenissen die plaatsvindt gedurende het verhaal.

Waar je boek echter daadwerkelijk om draait, is het interne verhaal. Dit is de levensles die de held moet leren, de behoefte die moet worden vervuld om haar leven te veranderen en haar karaktertransformatie te voltooien.

J - Jan Klaassen-syndroom

Spanning kan op verschillende manieren worden gecreëerd. Een van die spanningstechnieken is het Jan Klaassen-syndroom.

Zoals de kijkertjes van de poppenkast zagen dat de pop Jan Klaassen in gevaar was nog voordat hij dat zelf doorhad, zo beschikt de lezer over meer informatie dan een personage. De centrale vraag is dan ook of dit personage op tijd zal ontdekken welk gevaar er op de loer ligt.

K - Karaktertransformatie / character arc

Waar gaan je plots écht over? Een karaktertransformatie of character arc houdt in dat je hoofdpersonages gedurende het verhaal een persoonlijke ontwikkeling doormaken. Ze worden gedwongen om buiten hun comfortzone te treden en een avontuur aan te gaan. Daarbij verlaten ze hun vertrouwde omgeving en leren ze lessen over zichzelf.

Ze komen erachter wat hun sterke en zwakke punten zijn en hoe ze hiermee kunnen omgaan. Hierdoor blijken ze aan het eind van het boek een ander mens te zijn geworden, ze hebben een transformatie ondergaan.

L - Leapfrogging combineren met een cliffhanger

Stel je voor dat je hoofdpersoon aan het eind van een hoofdstuk een klap op zijn hoofd krijgt (of iets minder gewelddadig: belangrijke informatie ontvangt), dan kun je de scène daar eindigen met een cliffhanger.

Je bouwt dan spanning op door de lezer nog even in het ongewisse te laten over de afloop. Daarmee probeer je hem of haar over te halen om door te blijven lezen, om tóch nog aan dat volgende hoofdstuk te beginnen.

Wanneer je in je verhaal gebruikmaakt van meerdere perspectieven kun je dit voordeel inzetten om die opgebouwde spanning te verlengen. Je kunt namelijk aan ‘leapfrogging’ doen (haasje over): na de cliffhanger aan het eind van het ene hoofdstuk wissel je in het volgende hoofdstuk van perspectief.

Idealiter is het personage van dat tweede perspectief natuurlijk niet aanwezig bij de cliffhanger-situatie, zodat de lezer een volledig hoofdstuk moet wachten op de verlossing.

Je weeft als het ware verschillende verhaallijnen door elkaar heen en laat pas wanneer je daar zin in hebt aan de lezer weten hoe dit alles samenkomt.

M - MacGuffin

De MacGuffin is een narratieve techniek. Het is een object, doel, persoon, idee of gebeurtenis die de hoofdpersonen aanzet tot actie. Aan het begin van een boek of film moet de protagonist gemotiveerd zijn of worden om het verhaal op gang te krijgen.

De MacGuffin fungeert als zo’n aandrijving, bijvoorbeeld omdat de hoofdpersoon ernaar op jacht gaat. Bovendien trekt het de lezer of kijker direct het verhaal in door hun aandacht vast te grijpen.

N - Nachtkaarseinde

Misschien heb je ergens gelezen dat uitgever Y wil dat je manuscript maximaal een X-aantal woorden heeft. Daar zit je helaas al aan, dus raffel je het einde maar een beetje af. Hup, klaar, ontknoping gefixt.

Wanneer een boek plotseling ophoudt, noem je dat een nachtkaarseinde. Het laat de lezer achter met het gevoel dat er iets mist. Dat de laatste paar pagina’s uit het boek zijn gescheurd.

Voorkom een dergelijke teleurstelling, zorg dat je slotakkoord op het juiste moment in je verhaal plaatsvindt én de ruimte krijgt die het verdient.

O - Ontknoping / climax

De ontknoping wordt ook wel de climax genoemd. Het is emotioneel en dramatisch gezien het krachtigste moment van het verhaal, het hoogtepunt.

Dit is waar je al die tijd naartoe hebt gewerkt. Denk dus goed na hoe je het geheel gaat afronden, het liefst al vóór je aan het middenstuk begint.

Zorg ervoor dat tijdens de ontknoping het initiële conflict wordt opgelost, beslis of jouw hoofdpersoon wel of niet krijgt wat hij/zij het liefst wil en vergeet niet om alle losse eindjes aan elkaar te knopen.

P - Plot-driven of character-driven

Bij het uitwerken van je verhaallijnen kun je kiezen uit twee verschillende manieren om het brainstormproces aan te pakken:

  • Plot-driven: je verhaal wordt gedreven door de eigenlijke gebeurtenissen: je verhaal valt van de ene gebeurtenis in de ander, met plottwisten, actie en externe conflicten.

  • Character-driven: je verhaal wordt gedreven door de persoonlijke ontwikkeling, beslissingen en houding van je personage(s).

R - Red herring / rode haring

Soms wil je je lezers op het verkeerde been zetten. Het zou immers niet leuk zijn als ze al vanaf pagina 1 door zouden hebben hoe je boek gaat eindigen.

Een red herring of rode haring is dan ook een narratieve techniek die je kunt inzetten om je lezers op een dwaalspoor te zetten. Je werpt een rookgordijn op om de daadwerkelijke dader nog even geheim te houden, bijvoorbeeld door gebruik te maken van valse aanwijzingen.

S - Sprintschrijven / freewriting

Twee elkaar gedeeltelijk overlappende technieken om je plots te ontwikkelen, zijn sprintschrijven en freewriting:

  • Sprintschrijven: je zet de wekker op een X-aantal minuten (bijvoorbeeld 15, 20, 30 minuten – wat je zelf prettig vindt) en schrijft die volledige tijd aan je verhaal. Als de tijd om is, hou je 5 minuten pauze en daarna ga je zitten voor de volgende sprint. Dit doe je in totaal bijvoorbeeld tot je een uur hebt gevuld.

    Wat ik zelf het lastigst vind aan deze techniek is dat je tijdens je sprints geen spelfouten en kromme zinnen mag verbeteren, je gaat gewoon door.

  • Freewriting: ook hier zet je de wekker op een X-aantal minuten, óf je kiest ervoor een X-aantal pagina’s te vullen. Daarna schrijf je alles op wat er in je opkomt met betrekking tot je verhaal. Dit hoeven geen mooie zinnen te zijn, je hoeft zelfs geen logische of complete scènes te schrijven.

    Deze iets flexibelere vorm gebruik ik graag tijdens het brainstormen. Het liefst schrijf ik dan met de hand in een notitieboekje, zodat het minder voelt alsof ik iets definitiefs aan het opschrijven ben. Ik tast gewoon de verschillende opties voor mijn verhaallijnen af, het zijn nog niet de exacte zinnen die ik straks in mijn verhaal wil gebruiken. Persoonlijk helpt dit mij om mijn perfectionisme een beetje los te laten.

T - Tikkende klok-scenario

Het tikkende klok-scenario is een narratieve techniek waarmee je urgentie kunt creëren. Een tijdslimiet dwingt de hoofdpersoon om tot actie over te gaan. Het geeft haar een reden om vooruit te bewegen, zelfs als ze dat stiekem supereng vindt.

Een ultimatum of deadline (een snel naderende datum waarop iets staat te gebeuren) voor de protagonist óf de antagonist zorgt ervoor dat er druk achter de voortgang van het plot komt te staan.

U - Universele thema’s en lessen

Misschien beseffen we het in eerste instantie niet, maar onze verhalen gaan vaak over universele thema’s. We willen geloven dat zo’n tegeltjeswijsheid waar is: dat dromen uit kunnen komen, dat we altijd hoop moeten houden en niet moeten opgeven, dat we boven onszelf kunnen uitstijgen.

Waar je boek daadwerkelijk om draait, is het interne verhaal. Dit is de levensles die de held moet leren, de behoefte die moet worden vervuld om haar leven te veranderen en haar karaktertransformatie te voltooien.

Welke universele thema’s populair zijn en welke universele lessen er ten grondslag kunnen liggen aan de problemen, verlangens en behoeften van je personages, lees je in onderstaande blogs.

V - Verleden / backstory

Backstory zijn alle gebeurtenissen die chronologisch gezien voorafgingen aan het verhaal dat je met jouw boek wilt vertellen.

Simpel gezegd is het het levensverhaal of verleden van je personages.

W - Wet van Tsjechov (Chekhov’s Gun)

De Russische toneelschrijver Anton Chekhov stelde dat elk element in een verhaal van belang moet zijn. Dit betekent dat dingen die in de rest van het verhaal geen rol spelen, de irrelevante elementen, moeten worden verwijderd. Ze leiden de lezer alleen maar af van wat echt belangrijk is.

Dit wordt ook wel de Wet van Tsjechov of Chekhov’s Gun genoemd: ‘Remove everything that has no relevance to the story. If you say in the first chapter that there is a rifle hanging on the wall, in the second or third chapter it absolutely must go off. If it’s not going to be fired, it shouldn’t be hanging there.’

Z - Zijlijnen van je hoofdplot

Hoe leuk zouden de Harry Potter-boeken zijn zonder de perikelen van de Weasleys, Hagrids liefde voor vreemde dieren, Dumbledores familiegeschiedenis, of Hermoines strijd voor de huiselfen?

Een verhaal dat alleen maar aandacht besteed aan het hoofdplot is waarschijnlijk een beetje saai. Gelukkig kun je jouw belangrijkste verhaallijn versterken door af en toe ook een zijsprongetje te maken:

  • Hoofdplot: de afwikkeling van de hoofdcrisis.

  • Spiegelplot: een positieve dan wel negatieve weerspiegeling van het hoofdplot.

  • Steunplot: een zijstraat, omweg of obstakel binnen het hoofdplot.

  • Subplot: een extra, autonoom plot dat strikt gezien gemist kan worden, maar dat meestal gebruikt wordt om te karakteriseren.

Mis je nog schrijftermen? Deel het in de besloten Facebookgroep van BackWords.

Scroll naar boven